PaulVermeulen


Beste kippen (deel I),

Geweldig al die leuke en vooral stoere verhalen. Dat die toch allemaal vroeger gebeurd zijn op het internaat; nu kunnen we dat allemaal aan onze nazaten doorgeven. Ook leuke foto’s.

De tijd op het internaat was althans voor mij (1968-1972), maar ik denk ook voor vele anderen, vooral een tijd waarin je leerde je weg te vinden naar volwassenheid en zelfstandigheid.

Dat ging met “vallen op opstaan”. Je zocht stijlgenoten en kameraden die bij jouw eigen ideeën en leefwijze pasten en zo ontstonden diverse kleine netwerken die op zich ook weer aaneensloten én elkaar’s concurrenten waren.

De stoeren, de sportievelingen, de creatievelingen (toneel, schilderen, lezen, debating, film, piano en in mijn geval viool), de brutalen, de studiebollen, de zuiderlingen, de luiaards, de randstedelingen, de braven, de spijbelaars, de alternatievelingen, de muzikalen (popmuziek), de voorlopers, de (toen al) jointrokers, de biljarters, de versierders en nog meer….. Je paste wel bij een of meerdere clubjes.

Je moest je als individu tussen al die groepjes staande weten te houden. Dat viel niet altijd mee. Je moest “er zelf voor knokken”.

Wat ik van het internaat vooral heb meegekregen is dat al die indrukken en stijlverschillen je jeugd beïnvloeden en je karakter mede vorm geven zodat je later de “echte” maatschappij weerbaarder, zelfstandiger en socialer in kon treden.

We kwamen, althans velen van ons, uit de goede katholieke milieus, maar ook vaak uit een beschermde omgeving en maatschappij van onze ouders van vóór 1968.

Een internaat zoals “Schöndeln” was voor die tijd redelijk vernieuwend en gaf veel ruimte voor zelfontplooiing. Ook de leiding liep daarbij best voorop. Ik weet nog goed de gedeelde commotie rondom de benoeming van Mgr. Gijssen. Ook mochten HankKautz, FrancBessems en ik, met toestemming van OttoJansen naar een “sex”-voorlichtings-film van zo’n Duitse regisseur (je kreeg, met rode filters niets te zien, maar goed).

Denk ook aan de creatieve toneelclub van NicoVanStiphout, de toneelabonnementen in de stad en aan de mogelijkheid om in de kapel (daar had ik mijn stereo-installatie staan) muziek te draaien. Vergeet ook de extra televisieavonden niet als er een écht goede film draaide. Dan kregen we een aanbeveling van Otto om vooral te gaan kijken. Leuke herinneringen heb ik nog, als discjockey, (voor mij 2x) het “flatfeest C, met muziek van Cleadens Cleerwater Revival en de eerste meisjes op de flat. Toen Otto, bij mijn eindexamen in 1972, aangaf naar Geleen te gaan gaf dat best wel een schok en luidde dat voor mij de afsluiting van een periode in. Later heeft Otto in 1978 mijn (eerste) huwelijk nog gesloten.

Wat ook belangrijk was is dat je op de een of andere manier “privileges” had die het je mogelijk maakte om zelf iets meer ruimte te krijgen. Zo ben ik nog een tijdje hulptelefonist geweest (als Wullem ziek was), waardoor je niet naar de studiezaal hoefde én een centje bijverdiende. Ook heb ik voor NicoVanStiphout, bij de start van een nieuwe Franse leermethode, op zijn kamer met míjn bandrecorder (die was in zijn ogen de beste die er was) zijn bandjes overspoelde. Dan mocht je koffie pakken en iets lekkers. Dat gaf een vertrouwd gevoel, want ben nu eerlijk, we waren toch best ver van huis.

In het begin móést je 1 x per maand naar huis, later wílde je maar een keer per maand naar huis. Het uitgaansleven werd ontdekt en sommigen kregen al écht verkering. Dansles was een ”verplicht nummertje”, waardoor je stiekem weer de stad in kon.

Als ik alles overzie heb ik overwegend positieve herinneringen aan die tijd. Als je het al eens moeilijk had dan kon je, zoals ik al eerder ergens kon lezen, altijd terecht bij de ziekenzuster, die je even een figuurlijke en moederlijke aai over de bol gaf. Wel is zo dat je deze opvoeding, zo uit het huiselijk gezin, niet meer kunt voorstellen voor je eigen kinderen en kleinkinderen (ik ben sinds 3 maanden grootvader).

Nog lang, zeker 20 jaar, heb ik met HankKautz, FrancBessems, VincentWouters, contact gehad, maar de laatste tijd niet meer. Ook heb ik PaulBoelens wel eens aan de telefoon gehad en Hans van de(n) Groenendaal gezien.

Wat ik van de reünie verwacht is dat er naast de stoere verhalen ook ruimte is voor een goed gesprek met deze en gene.

Ik zie jullie graag op 15 september.

PaulVermeulen, toen uit Weert (net als mijn broer Ernest), nu in Etten-Leur (o.a. galeriehouder hedendaagse kunst, http://www.galerievermeulen.nl.


Beste kippen (deel II),

De eerste vraag die Otto mij, nadat mijn ouders mij op zondag 25 augustus 1968 naar het internaat brachten (ik weet het nog goed omdat we thuis een dag te vroeg nog gauw mijn verjaardag hadden gevierd) stelde was: speel jij ook orgel zoals je broer Ernest. Ik moest die vraag met nee beantwoorden. Jammer, want het zou handig zijn geweest om weer iemand te hebben die het orgel zou kunnen bespelen in de (nieuwe kapel). Wel speelde ik viool en Otte zei dat daar op Schöndeln voldoende gelegenheid en ruimte voor zou zijn.

1968 was nou niet bepaald de juiste tijd voor klassieke muziek en dat herinner ik mij nog goed. Als ik op mijn kamer (toen flat B-) of nog erger, in een van de kelders onder flat A, aan het oefenen was dan stonden er op de gang diverse jongens met kattengejank mee te oefenen. Nee.., gitaar of zo (bongo’s van VincentWouters)….dat was pas hip.

Dus moest ik een list verzinnen.

Naar Otto gegaan en hem gevraagd of hij, wegens gebrek aan een organist, toch geen assistentie kon gebruiken bij de opluistering van de Heilige Mis op zaterdagavond. Otto, zeer modern in zijn religieuze opvattingen, zag wel iets in mijn voorstel om de mis voortaan te begeleiden met elektronisch voortgebrachte klanken via een stereo-installatie.

Het mes snee aan twee kanten: ik kon mijn installatie in de kapel plaatsen, kreeg een sleutel (zelfs de lange kabels naar de boxen werden vergoed), hoefde niet meer naar de studiezaal op zaterdagavond, want ik ging immers naar de mis én Otto had zijn, meer bij de tijd passende, begeleiding in de kerk. Zo draaide ik plaatjes tijdens de Heilige Mis.

1968 is al weer bijna 40 jaar geleden maar ik heb overigens nog steeds goede herinneringen aan de integere en sobere interpretatie van die vieringen door priester Otto in een turbulente tijd.

Van huis uit was ik grootgebracht met klassieke (vooral orgel en piano) muziek maar het internaat bracht mij in aanraking met de beat- en popcultuur van die tijd. Vanwege die installatie wisten ze mij wel te vinden.

Zo draaide ik Traffic en The Cream op verzoek van Huib (of Huub) Stalpers, the Beach Boys voor PieterVanDeAssem, Elton John (voordat hij commercieel werd) voor MaartenSavenije en Rod Steward voor PeterMertens en voor velen de “witte dubbelelpee” van de Beatles.

Er waren ook jazzliefhebbers (de namen zijn me ontschoten) die geïnteresseerd waren in mijn LP’s van The Modern Jazzquartet, Laurindo Almeida en John Lewis.

Mijn eerste Pop-LP die ik, na Vivaldi, Bach en Mozart en zo, kocht was er een van Osibisa en Vincent Wouters begeleidde die met zijn bongo’s. De eerste hits van Santana waren een sensatie en …….. die klonken fantasties in de kapel. Woodstock was er niets bij.

Ook herinner ik mij ook nog goed de interpretatie van ThierrySchreinemacher van “The Israelites" van Desmond Dekker.

Rond 1969 klonk er uit vele kamers, met open raam, de hit “Je t‘áime moi non plus”.

Iets later kwam de Amerikaanse WestCoastMusic van Crosby, Stills, Nash en vooral Neil Young erg in zwang. Namen die daar bij horen zijn Frans Wismans, Tommie Salemans en Jos van Beek.

Groot was de consternatie toen Brian Jones, Janis Joplin en Jimmy Hendriks wegvielen.

Muziekherinneringen die zo langzaam aan weer naar boven komen en mij nog altijd dierbaar zijn………………..

Paul Vermeulen


De teksten en media op deze site zijn zonder enige vorm van garantie beschikbaar onder de GNU Free Documentation License alsmede een Creative Commons-licentie van het type Naamsvermelding-Gelijk delen 3.0.

Deze site is een initiatief van oud-intern WiebeVanDerWorp en wordt gesponsord door ViaISN.org.